Maar Jason Hickel lijdt teveel aan confirmation bias
In zijn boek Less is more betoogt Jason Hickel dat het kapitalisme ontstaan is op basis van georganiseerd geweld. Hij geeft Engeland als voorbeeld, waar de heersende elite zelfvoorzienende samenlevingsvormen van boeren die een minimumwelvaartsniveau aan hun leden boden systematisch en met geweld vernietigde. Dat bood de ruimte voor de industriële revolutie. Laten we aannemen dat dit voorbeeld klopt. Dan is dat nog geen bewijs. Er zijn samenlevingen geweest waar de heersende klasse met geweld de ‘lagere’ klassen van hun rechten beroofde, maar het kapitalisme toch niet ontstond. Er waren ook samenlevingen waar een grote mate van gelijkheid tussen sociale klassen heerste en waar het kapitalisme juist wel ontstond.
Jason Hickel lijkt dus te veel te zien, wat hij graag wil zien. Dat komt omdat hij vindt dat het kapitalisme in zijn algemeenheid gebaseerd is op diefstal en plundering. Plundering niet alleen van mensen, maar ook van de natuur. Kapitalisten, zo is zijn stelling, nemen maar geven daar niets voor terug. Ook de aarde krijgt niets terug voor de fossiele brandstoffen die massaal aan de aarde worden onttrokken.
Kapitalisme in Engeland
Na het instorten van het feodalisme in de 13e eeuw ontstonden in Engeland zelfvoorzienende economieën. Het feodalisme, waarbij boeren gedwongen werkten voor de landheer, verdween omdat door de Pest en de massasterfte die daar het gevolg van was boeren in een sterke onderhandelingspositie kwamen. Boeren maakten zich los van de adel en begonnen te leven op basis van coöperatie en zelfvoorziening op gemeenschappelijk land.
Door de corporaties die de boeren onderling stichtten, waren de adellijke landheren niet meer in staat hun belangrijkste productiemiddel, namelijk land, in te zetten als kweekgrond voor hun vermogen. Er was deze elite daarom alles aan gelegen de productiemiddelen weer in bezit te krijgen. Dat lukte omdat zij als lid van de religieuze en/of politieke elite beschikte over geweldmiddelen. Legers drukten verzet tegen de landonteigening met geweld de kop in. Landarbeiders en later, tijdens de industriële revolutie, ook fabrieksarbeiders werden weer afhankelijk van de kapitalisten voor hun middelen van bestaan.
Kapitalisme en landonteigening?
Volgens Hickel kon het kapitalisme dus ontstaan omdat boeren werden afgesneden van middelen van bestaan door het terugvorderen van land dat door boeren als gemeenschappelijk bezit werd beschouwd. Kapitalisme begon dus met de diefstal van gemeenschappelijk bezit. Of, zoals hij het zelf opschrijft op blz.48: “kapitalisme ontstond omdat, met de steun van georganiseerd geweld (…) kapitalisten bezit namen van grote delen van het land.”
Dat leidt tot twee vragen. Ten eerste leidde landonteigening per definitie tot het ontstaan van het kapitalisme, zoals Hickel suggereert? Ten tweede, kon kapitalisme ook ontstaan zonder landonteigening? Het antwoord op de eerste vraag is nee en het antwoord op de tweede vraag is ja. Dat betekent dat Hickel’s analyse van het ontstaan van het kapitalisme niet tot een algemene conclusie leidt.
Landonteigening in Rome leidt niet tot kapitalisme
De hele geschiedenis zit vol met voorbeelden van mensen met kleine stukjes land die van hun land worden beroofd door de machtige elite. Laten we maar eens teruggaan naar Rome in de tweede eeuw voor Christus. Rome was toen een min of meer democratische republiek, waar ook gewone Romeinen, de ‘plebejers’, land konden bezitten. Zij hadden hun bezit verworven door secessie, het massaal verlaten van de stad waardoor de aristocraten zonder verdediging achterbleven. Secessie bleek enige tijd zo’n krachtig drukmiddel dat plebejers daar politieke macht mee konden krijgen.
Maar de Romeinse elite was er voortdurend op uit die macht te breken en dat lukte meermalen, eigenlijk ook weer door het leger. Het is een ingewikkeld verhaal hoe dat precies in zijn werk ging. Het is na te lezen in het boek Freedom van Annelien de Dijn. De titel van hoofdstuk 2 van het boek geeft de conclusie al weg: The rise and fall of Roman liberty.
In Venetië betekende kapitalisme minder macht voor de elite
Ook een mooi verhaal is de opkomt en neergang van Venetië. Tot diep in de 13e eeuw was Venetie een staat waar het gezegde “van krantenjongen tot miljonair” opging. Rijke Venetianen konden hun geld in een soort joint venture steken, de zogenaamde commenda. De commenda was bedoeld voor investeringen in eenmalige handelsmissies. De rijke Venetiaan leverde het geld en bleef thuis, maar er was minstens een andere partner, die de handelswaar begeleidde naar het beoogde doel. Die reizende partners waren meestal onvermogende jonge Venetianen, die met 25% van de winsten werden beloond als de missie slaagde. Bij het falen van de reis droeg degene die het geld had ingebracht het verlies.
Deze contractuele innovatie maakte opwaartse sociale mobiliteit mogelijk. Mensen zonder vermogen konden door de commenda vermogend worden. Het gevolg was dat de elite geen gesloten gemeenschap meer was, maar voortdurend werd ‘ververst’ door succesvolle handelsreizigers. Het gevolg was dat ook het politieke systeem opener werd door de instroom van nieuwe families in de vermogende klasse. Langzaam maar zeker werd de almacht van de doge ingeperkt tot hij in 1032 een raad naast zich moet dulden. Die raad had als taak te verhinderen dat de doge toch weer autocratische trekjes kreeg.
Democratisering leidde tot onvrede onder de elite
De democratisering van de macht leidde op zich weer tot andere vernieuwingen, zoals een onafhankelijke rechtspraak, nieuwe wetgeving op het gebied van contracten en faillissementen. De eerste banken ontstonden die geld uitleenden om investeringen mogelijk te maken. De open maatschappij die Venetië was geworden, leidde tot grote economische voorspoed. Het loonde nu immers voor iedereen om zich in te zetten voor een beter leven. Een gouden tijd brak aan voor Venetië.
Maar, zoals ook bij de adel in Engeland en de politieke elite in Rome het geval was, voelde de ‘oude’ elite in Venetië zich bedreigd door de toestroom van steeds weer nieuwe ondernemende families. Iedere bestaande elite voelde de verleiding om een eind te maken aan de opwaartse mobiliteit van nieuwkomers. In 1298 was het zover. Het lidmaatschap van de Raad die de doge in toom moest houden zou voortaan voorbehouden zijn aan de toenmalige machtige families die daarmee een erfelijke aristocratie was geworden. Rond die tijd werd ook voor de eerste keer (!!!) in de Venetiaanse geschiedenis een politiemacht opgericht. De commenda die, zoals we zagen, ondernemende nieuwkomers steunde werd afgeschaft. Handel was voortaan het monopolie van de vermogende aristocraten.
Onteigening was in Rome en Venetië het begin van het einde
We zien dus dat in Rome en Venetië de elite uiteindelijk, net als in Engeland na het einde van het feodalisme, de macht weer naar zich toe trok. De grote meerderheid van de bevolking kon daardoor niet meer zelf in zijn onderhoud voorzien. De aristocratie bepaalde voortaan hun lot. Betekende dat in Rome en Venetië de start van het kapitalisme, zoals dat volgens Hickel in Engeland het geval was? Zeker niet!
Lees hoofdstuk 6 van Why nations fail door Daron Acemoglu en James Robinson. Dit hoofdstuk draagt de ook weer veelzeggende titel: “Waarom Venetië een museum werd”. Omdat alle prikkels voor de gewone Venetiaan om in zichzelf te investeren waren verdwenen, was het effect juist een economische neergang. Dat is niet wat je van een start van het kapitalisme zou verwachten. Die aanvankelijke opgang en latere neergang van Venetië weerspiegelde zich in de omvang van de bevolking. Steeg de bevolking van 70.000 in 1200 nog naar 110.000 in 1330, daarna was de groei eruit en bleef de omvang van de bevolking steken op 100.000 in 1500. Daarna werd Venetië langzaam maar zeker een museum.
Als coöperatieve samenlevingen tot kapitalisme leiden
De conclusie is dus dat als de elite de arme bevolking onteigent – en dit gebeurde talloze malen in de geschiedenis – dit nog niet noodzakelijk de start van het kapitalisme betekent. In Venetië zagen we al dat marktwerking – de basis immers van het kapitalisme – goed kan samengaan met harmonieuze verhoudingen tussen sociale klassen. In feite is de basis voor Hickel’s verhaal al behoorlijk weggeslagen. Maar we kunnen die basis helemaal verwijderen door het voorbeeld van de Nederlanden in de late Middeleeuwen. Daar was de coöperatieve samenleving de voedingsbodem voor het ontstaan van markten en dus het kapitalisme.
Diefstal door de elite is dus voldoende noch noodzakelijk om het kapitalisme te laten groeien. En inderdaad, het kapitalisme kon ook ontstaan omdat boeren en burgers over eigendom beschikten en de elite ze met rust liet.
De Nederlanden in de late Middeleeuwen
In de late Middeleeuwen was er in de Nederlanden een tamelijk eerlijke verdeling van macht en eigendom over adel, landheren, boeren en stedelijke ambachtslieden. Het land was voornamelijk in het bezit van boeren. De landadel bestond nauwelijks. Voor een deel kwam dat omdat veel land nieuw land was dat door inpoldering was ontstaan. Het was zwaar werk om dit nieuwe land te cultiveren. De boeren die bereid waren naar de ingepolderde landen te migreren, kregen daarom land en vrijheid als tegenprestatie daarvoor terug. Die polders moesten onderhouden en verdedigd worden tegen voortdurend oprukkend water. Dat gebeurde door samenwerkingsverbanden van ‘polderaars’. De poldersamenleving was geboren waar eeuwen later Heijne en Noten hun staf over zouden breken. In de steden gebeurde iets soortgelijks. Daar verenigden ambachtslieden zich in gilden die erkenning kregen van de stedelijke autoriteiten.
Eigendomsrechten van boeren en ambachtslieden werden dus erkend. Juist deze rechten maakten het ontstaan van productmarkten mogelijk. Door de bescherming van eigendom was het voor alle sociale groepen de moeite waard te investeren in productie voor de markt. Het was dan ook een periode waarin veel technische vernieuwingen werden geïntroduceerd. De bouw van watermolens waren daar een voorbeeld van. Deze investeringen waren kostbaar, maar konden door de coöperatieve organisatie van de maatschappij onderling worden gefinancierd. Er bestond dus aanvankelijk geen kapitaalmarkt. Evenmin bestonden er markten voor land en arbeid door de coöperatieve manier waarop de landbouw en de ambachten waren georganiseerd. De handel in land en de organisatie van de arbeidsmarkt konden daardoor buiten de markt om georganiseerd worden.
Als eigendomsrechten kapitalisme mogelijk maken
Maar juist de bescherming van de eigendomsrechten maakte het aantrekkelijk voor grote en kleine landeigenaren om land te kopen of te verkopen. Er ontstond dus een markt voor land, niet gebaseerd op diefstal, maar juist op de erkenning van eigendom. Dat gold ook voor de arbeidsmarkt. De investeringen in de infrastructuur vereisten de inzet van veel arbeid. Mensen konden zich daarvoor verhuren tegen een loon. Zij deden dat zonder dwang van grondbezitters of de autoriteiten. Er ontstond daardoor een geïntegreerde arbeidsmarkt waar mensen op zoek konden gaan naar het hoogste geboden loon. Daar ook mensen vrij waren te migreren naar plekken waar ze het hoogste loon konden vinden, zorgde de concurrentie op de arbeidsmarkt ervoor dat grote verschillen in nominale lonen verdwenen.
We weten nu inmiddels dankzij Thomas Piketty dat de kapitaalmarkt een bron kan zijn van toenemende ongelijkheid in de maatschappij. Ironisch genoeg kon de kapitaalmarkt in de Nederlanden van de grond komen door de hoge mate van gelijkheid en de bescherming van eigendom. Het werd daardoor aantrekkelijk om te investeren in nieuwe toepassingen. Tegelijkertijd werd het daardoor ook aantrekkelijk krediet te verlenen: de kapitaalmarkt was geboren. Kapitalisme in de Nederlanden was dus gebaseerd op vrijheid, de bescherming van eigendom en het ontbreken van dwang. De start van het kapitalisme was hier dus anders dan wat Hickel suggereerde.
Kapitalisme leidde eerst tot meer welvaart …
Dat wil dan weer niet zeggen dat bij de verdere ontwikkeling van het kapitalisme de positieve effecten in stand bleven. Het voorgaande is grotendeels gebaseerd op hoofdstuk 4 van Bas van Bavel’s The invisible hand? How market economies have emerged and declined since AD 500. We lezen daar ook dat de ontwikkeling van de markten oorspronkelijk tot een hoge economische groei leidde. Op het platteland en in de steden was er namelijk voor iedereen een positieve prikkel het beste uit zichzelf te halen.
Door het ontstaan van de kapitaalmarkt was het echter niet langer noodzakelijk investeringskosten onderling op te brengen. De verenigingen van boeren die gezamenlijk investeringen van de leden konden financieren, verdwenen. Boeren konden immers via privé krediet in hun geldbehoeften voorzien.
… maar later tot ongelijkheid
Maar privé kredieten waren ook de bron van toenemende ongelijkheid. Niet alle boeren waren namelijk in staat aan hun schulden – onder andere ontstaan door de hoge kosten van waterbeheersing – te voldoen. Zij moesten daarom uit economische noodzaak hun land verkopen. Dat betekende dan weer de terugkeer van grote landeigenaren die op de markt de ‘kleine’ boeren uitkochten. In stedelijke gebieden gebeurde ook zoiets. Daar ontstond een klasse van succesvolle ondernemers, die meer en meer kapitaalintensieve productiemiddelen opkochten waar tegenover een klasse van proletariërs ontstond.
De markt leidt dus tot ongelijkheid en die ongelijkheid kan in de loop der tijd toenemen. Het gevolg: de hongersnoden van landarbeiders in de analyse van Thomas Malthus en toenemende ellende van de werkende klasse volgens de analyse van Karl Marx.
Er is geen beter systeem dan het kapitalistische systeem
Zouden we beter af geweest zijn zonder het kapitalisme? Het hangt ervan af waar je het mee vergelijkt. Je kunt het vergelijken met een niet-bestaande ideale wereld waar iedereen voor elkaar zorgt en waar iedereen ervoor zorgt dat er meer dan voldoende geproduceerd wordt om een goed leven te leiden, zonder het voortbestaan van de planeet op het spel te zetten. Tegen zo’n ideaalwereld legt het kapitalisme het af. Lees Jason Hickel.
Staatssocialisme, geïnspireerd door het werk van Karl Marx, was in de 20e het enige bestaande alternatief voor het kapitalisme. Als je kapitalisme dan vergelijkt met diverse varianten van het staatssocialisme, dan wint kapitalisme. Staatssocialisme heeft geleid tot het ontbreken van vrijheid (zie China), een voortdurend tekort aan voldoende consumptiegoederen, het bestaan van corruptie en grote ongelijkheid. De planeet was ook al niet gebaat bij staatssocialisme.
Helaas, de ideaalwereld bestaat niet. De wereld die Jason Hickel liever had gewild, bestaat dus ook niet. Dat wil zeggen, dat ook het kapitalisme is gekomen met gebreken. Dat het kapitalisme echter alleen maar gebouwd kon worden op basis van diefstal, plundering (onder andere van de natuur) en onderdrukking, is eenvoudigweg niet waar. Dat het kapitalisme uiteindelijk tot toenemende ongelijkheid leidt, is dan weer wel grotendeels waar. Daar is echter wat aan te doen – en er wordt ook wat tegen gedaan – maar het is een lange weg die tot het opheffen van ongelijkheid leidt.
0 reacties