
Het is er nu even niet de tijd voor, maar als straks de coronavirus-pandemie voorbij is, gaan vele overheden weer enthousiast aan de slag met grote projecten. Infrastructuurprojecten (trein, metro, bus, e.d.), openbare gebouwen (sporthal, schouwburg, operahuis, e.d.), stadsontwikkeling, IT-projecten, enz. worden uit de grond gestampt. Deze projecten, soms uitgevoerd met gigantische budgetten, leiden als het meezit tot monumentale resultaten. Het Sidney operahuis en de Elbphilharmonie in Hamburg zijn daar voorbeelden van. Behalve door hun relatief omvangrijke budget, worden deze projecten ook gekenmerkt door grote risico’s op kostenoverschrijdingen of op lager dan verwacht gebruik van het uiteindelijke bouwwerk.
Niet alle economen vinden kostenoverschrijdingen inefficiënt
Die kostenoverschrijdingen worden door burgers, maar zeker ook door veel economen als bewijzen van mismanagement en/of verkeerde projectkeuze beschouwd. Bent Flyvbjerg is zo’n econoom die vindt dat bij veel projecten de effecten met opzet of per abuis van te voren verkeerd worden ingeschat. Als gevolg daarvan worden vaak niet de meest geschikte projecten gekozen.
Niet alle economen zijn het daarmee eens. De economen Fabian Herweg en Marco Schwarz zien kostenoverschrijdingen bij grote projecten als onvermijdelijk. De partij die het project uitbesteedt, kan het aanbestedingsproces echter zo inrichten dat de feitelijke prijs die tot stand komt, na heronderhandelingen, toch zo laag mogelijk is. Dit laten zij zien in een academisch paper dat zich niet makkelijk laat uitleggen.
Flyvbjerg: technici, politici en ambtenaren willen de kosten niet kennen
Laten we ons daarom eerst met Flyvbjerg bezig houden, wiens werk wat meer rechttoe-rechtaan is. Hij heeft een grote reputatie verworven door zijn empirische berekeningen van risico’s op ‘foute inschattingen’ bij grote projecten. Bijvoorbeeld, in een paper uit 2007 analyseert hij de aanleg van 44 stadsrailprojecten. Zijn bevinding: de gemiddelde kostenoverschrijding bedraagt 45 procent en gemiddeld was het aantal passagiers 51 procent lager dan verwacht.
Flyvbjerg heeft veel van dit soort berekeningen gemaakt en zijn conclusie was steeds weer hetzelfde: kosten worden onderschat, het gebruik van het goed (een gebouw, railverbinding, enz.) wordt overschat en de uitvoeringstijd is in vrijwel alle gevallen veel langer dan gepland. Als Flyvbjerg deze berekeningen kan maken, waarom kunnen de mensen die betrokken zijn bij dergelijke projecten dat dan ook niet doen? Zijn antwoord (in 2014) is heel simpel: omdat zij daar geen belang bij hebben. Van grote projecten raken de belanghebbenden in “vervoering”. Voor technici zijn de resulterende monumenten kunststukjes die hen een grote reputatie kunnen bezorgen.
Politici motiveren grote projecten soms omdat die tot een groeispurt kunnen leiden (maar waar economische groei vandaan komt, is niet zo helder, zie hier). Zij zijn echter vooral dol op grote projecten door de zichtbaarheid die de resulterende monumenten kunnen creëren bij het publiek en de media. Grote projecten zijn “media magneten die het beeld opleveren van pro-actieve politici. Daarom hebben grote projecten aantrekkingskracht op politici, omdat politici niets liever willen dan zichtbaar zijn” (Flyvbjerg, 2014, mijn vertaling). Dan is het niet handig om de waarheid over kosten en opbrengsten onder ogen te moeten zien.
De meest spectaculaire kostenoverschrijdingen
De volgende tabel, uit het eerder aangehaalde 2014-paper van Flyvbjerg, demonstreert de grote financiële risico’s die vooral megaprojecten met zich brengen. Zowel de omvang als het vaak innovatieve karakter van deze soms spectaculaire projecten brengen grote onzekerheden in de (on)mogelijkheden van de uitvoering met zich mee. Dit kan tot uiteindelijke uitvoeringskosten leiden die twee tot negentien keer zo hoog zijn als oorspronkelijk berekend. Zo kende het beroemde operagebouw van Sydney in Australië een kosten-overschrijding van 1400%!
De tabel bevat een selectieve keuze, het zijn de meest spectaculaire overschrijdingen die te vinden zijn. Niet alle kostenoverschrijdingen zijn zo spectaculair, maar, zo meldt Flyvbjerg, kostenoverschrijdingen zijn geen uitzondering. Voor negen van de tien projecten geldt dat de uitvoering niet binnen het oorspronkelijke budget wordt uitgevoerd.

De verliezers van de Kanaaltunnel

De Kanaaltunnel kende slechts een bescheiden kostenoverschrijding van 80%. Vanaf het begin van de exploitatie van de tunnel, werd de exploitant geconfronteerd met financiële problemen als gevolg van de kostenoverschrijdingen bij de bouw (Wikipedia). De aflossing van de schuld werd echter niet op de gebruikers verhaald. Zoals Flyvbjerg uiteenzet, werden passagiers van de Kanaaltunnel in hoge mate gesubsidieerd. De subsidie kwam in dit geval echter niet van de belastingbetaler, maar van private investeerders die door de negatieve rendementen op het project hun inleg verloren. De Kanaaltunnel is een typisch voorbeeld van een project dat een technologisch succes was, maar financieel een tragedie vormde voor de sponsors van het project.
Monumenten worden niet aangelegd bij volledige informatie…
Flyvbjerg definieert het succes van een project als de mate waarin een project binnen het vastgelegde budget, binnen de geplande tijd en met de verwachte opbrengsten wordt afgerond. Aangezien voor de criteria afzonderlijk geldt dat zij gemiddeld slechts voor één van de tien projecten opgaan, is de conclusie dat van de 1000 projecten er gemiddeld slechts één succesvol zal zijn. Toch worden grote projecten altijd doorgezet als tijdens de uitvoering kostenoverschrijdingen of vertragingen aan het licht komen. Het blijkt in de praktijk onmogelijk om gestarte projecten weer af te blazen.
Maar stel dat men van te voren de ‘echte’ kosten en tijdsinvesteringen van een project zou kennen en dat die inderdaad veel hoger en langer zijn dan de eerste berekeningen aangaven. Dan zou men wellicht nooit aan zo’n project beginnen. Dat zou dan betekenen dat bij volledige informatie over de kosten van een project, er nooit projecten van de grond zouden komen.
… maar monumenten zijn de moeite waard, toch?
Albert Hirschman beweerde in 1967 op grond van deze constatering dat het voor een actief investeringsbeleid van overheden daarom beter is niet alle informatie van te voren te hebben. Dat is mede het geval omdat we bij grote projecten niet alleen de kosten onderschatten, maar ook de creativiteit waarmee problemen bij de implementatie van projecten kunnen worden overwonnen.

Bekijk de wereldberoemde schelpen- of zeilenstructuur op het operagebouw van Sydney, Australië. Wie zou die alsnog willen verwijderen als het daardoor mogelijk zou zijn de gigantische kostenoverschrijding bij de aanleg alsnog ongedaan te maken? Dat is sowieso al ondenkbaar omdat het gebouw sinds 2007 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO staat. Dat lijkt een sluitend bewijs dat kostenoverschrijdingen grootse architectonische prestaties mogelijk maakt. De monumentale waarde die uiteindelijk gerealiseerd wordt, levert dan een compensatie voor de kostenoverschrijdingen.
Flyvbjerg: grote projecten zijn verspilling…
Flyvbjerg bestrijdt deze zienswijze. Zijn belangrijkste punt is dat het in geïsoleerde gevallen kan voorkomen dat de monumentale waarde van het gebouw bij voorbaat wordt onderschat en dat deze onderschatting de kostenoverschrijdingen kan compenseren. Of dat bij het operagebouw van Sydney het geval was, betwijfelt Flyvbjerg. Een niet in rekening gebrachte kostenpost in Sydney was het reputatieverlies dat de Deense architect Jörn Utzon leed door de twijfels die latere lokale bestuurders opwierpen over zijn capaciteiten als kostenbeheerder (zie ook hier). Dit reputatieverlies zorgde ervoor dat Utzon nauwelijks nog opdrachten kreeg voor zulke monumentale opdrachten als bij het operagebouw van Sydney.
In de meeste gevallen zijn zowel de kosteninschattingen als de inschattingen van de behoefte bij grote projecten te optimistisch. De hoger dan verwachte kosten en de lager dan verwachte vraag versterken elkaar in plaats van elkaar te compenseren. Projecten waarvoor dit geldt, en dat geldt voor meer dan 99% van de projecten volgens Flyvbjerg, zijn vaak economisch niet levensvatbaar. Bovendien zorgen de soms dramatische kostenoverschrijdingen ervoor dat andere wel economisch levensvatbare, maar wellicht niet erg spectaculaire projecten geen doorgang kunnen vinden. Zo worden (schaarse) belastingmiddelen verspild bij de toewijzing aan projecten.
Grote, spectaculaire maar niet renderende projecten worden gestart ten koste van kleinere projecten die minder publiciteit opleveren, maar wel renderen. Volgens Flybvbjerg leidt deze praktijk waarbij vooral projecten worden gekozen die er op papier het beste uitzien tot een “survival of the unfittest”. De projecten die er op papier het beste uitzien zijn de projecten die de kosten het meest onderschatten en de waarde van het project het meest overschatten. Zij worden uitgevoerd, maar zijn zo opgezet dat financiële rampen onvermijdelijk zijn.
… omdat de ontwerpers lijden aan de planning fallacy
Hier volgt de les van Flyvjberg in een notendop. Iedereen die direct betrokken is bij een groot project heeft er belang bij het project als voordelig en waardevol voor te stellen. Misinformatie over projecten is dan ook wijdverbreid. Foutieve informatie hoeft niet eens met opzet gegeven te worden; planners zijn vaak te optimistisch over hun eigen mogelijkheden. Zij lijden aan de ‘plannning fallacy‘, een begrip dat gemunt werd door de psycholoog Daniel Kahneman.
Kahneman is een psycholoog die zich heeft bezig gehouden met hoe mensen zich gedragen in economische keuzesituaties. Als je iets wilt ondernemen, vraag je je af, hoe veel tijd gaat dit mij kosten en wat levert dit voor mij op. In hoofdstuk 23 van zijn beroemde bestseller Thinking fast and slow beschrijft hij op amusante wijze hoe hijzelf als voorzitter van een commissie voor curriculumontwikkeling ten prooi viel aan wat hij de inside view noemt. Hij schatte in hoelang zijn commissie bezig zou zijn met de taak (het schrijven van een leerboek), maar keek daarbij niet naar de ervaringen van anderen in soortgelijke situaties, de outside view. In het laatste geval zou hij al gauw tot de ontdekking zijn gekomen dat zijn inschatting veel te optimistisch was. Inderdaad, het werk van zijn commissie bleek zes jaar langer te duren dan oorspronkelijk gepland.
… tenzij men kijkt naar de kosten en opbrengsten van soortgelijke projecten
Het gevolg van de planning fallacy is verspilling omdat juist de niet levensvatbare projecten het groene licht krijgen ten koste van de wel levensvatbare projecten. Het zou dus tot een aanzienlijke welvaartswinst leiden als de informatie over kosten en opbrengsten zo objectief mogelijk wordt gepresenteerd. Dat kan volgens Flyvbjerg door bij de kosten- en vraagramingen van grote projecten rekening te houden met de ervaringen van andere gerelateerde projecten. De data van deze projecten zijn aanwezig zoals Flyvjberg zelf heeft laten zien, bijvoorbeeld bij stadsrail-projecten. Met deze data is het mogelijk een realistische schatting van kosten en opbrengsten te maken.
Zelfs bij realistische schattingen blijven kostenoverschrijdingen mogelijk, al zullen die niet zo groot zijn als bij het operahuis van Sydney (1.400% overschrijding). Reserves moeten dus worden ingebouwd. Het lijkt mij dat die reserves niet aan het budget moeten worden toegevoegd, want dan worden ze zeker opgesoupeerd door projectmanagers. Dat kan worden voorkomen door reserves in een fonds te stoppen. Een projectmanager mag daar een beroep op doen, maar alleen met een goede reden. Om te voorkomen dat er te snel een beroep op het fonds wordt gedaan, zou een uitkering uit het fonds gepaard moeten gaan aan het verlies van bevoegdheid voor managers.
Zijn planners rationeel?
Kahneman en Flyvbjerg gaan niet uit van de veronderstelling dat mensen volledig rationale wezens zijn. Een rationeel persoon zou de juiste kosten en opbrengsten van een project kunnen schatten. Rationele personen hebben geen last van de planning fallacy en ook niet van de sunk-cost fallacy. Die laatste fallacy betekent dat projectmanagers een project niet willen stoppen ook als al duidelijk is dat het mislukt is. Rationele personen zouden in zo’n geval wel stoppen en overgaan op een ander hopelijk wel succesvol project.
De economen Herweg en Schwarz gaan wel uit van rationele besluitvormers. Deze besluitvormers weten dat het niet mogelijk is kosten en opbrengsten volledig en juist vooraf te berekenen. Met dit gegeven, proberen zij er dan het beste van te maken door in de aanbesteding zoveel mogelijk de garantie te krijgen dat de biedende partij later in het proces de kostenoverschrijding zo laag mogelijk zal maken. Hoe dat uitpakt, gaan we hopelijk later nog eens zien.
0 reacties