Als de AOW-leeftijd op 66 jaar wordt bevroren, in plaats van die te laten stijgen tot 67 jaar en verder, dan is dat potverteren op kosten van de jongeren, zo meldde De Volkskrant. De pensioenpot zal door dit soort maatregelen eerder leeg raken. Hoe weet de krant dat? Ik vermoed door berekeningen van het CPB. Dit instituut waarschuwde diverse malen voor de onhoudbaarheid van de AOW en creëerde zo een kunstmatige oud-jong tegenstelling en tevens het excuus voor de afbraak van de AOW.

De AOW en de generatiekloof

De Volkskrant schreef op 31 mei: “Alleen door de pensioenleeftijd te verhogen eerst met rasse schreden van twee jaar, daarna door hem te laten meegroeien met de levensverwachting zou er voor jongeren later ook nog geld in de pot zitten.” Dit citaat sloeg op zowel de AOW als de aanvullende pensioenen. Uiteraard is er voor de AOW helemaal geen pot; er is alleen een vage belofte dat als de huidige jongeren willen meebetalen aan de AOW, zij, als ze zelf oud zijn, ook door jongeren ondersteund worden middels bijdragen aan de AOW. Maar de suggestie van het citaat is dat de huidige jongeren daar niet op hoeven te rekenen: de pot zal leeg zijn. Waarom zou je als jongere, als je zelf niets kunt verwachten van de generatie na je, nog willen bijdragen aan de AOW? Er is weinig reden voor en we kunnen maar beter de AOW zo snel mogelijk gaan opruimen. Daar zijn opeenvolgende kabinetten vanaf 2012 dan ook flink mee bezig geweest door de AOW-leeftijd te verhogen zodat als er dan niets voor de huidige jongeren in de toekomst zal zijn, er in ieder geval ook minder voor de huidige ouderen is. Die oud-jong tegenstelling, waar ook een politieke partij als Groen Links al diverse malen op hamerde, is in het leven geroepen door het CPB. Zie, bijvoorbeeld hier dat partijleider Jesse Klaver met een beroep op berekeningen van het CPB, een verlaging van de AOW-leeftijd naar 65 jaar “volstrekt idioot” noemt, want dat kost 12 miljard euro.

De ‘quasi-empirische’ berekeningen van de kosten van de AOW door het CPB…

Het CPB heeft al minstens een decennium met quasi-empirische berekeningen de oud-jong tegenstelling in leven gehouden door te stellen dat zonder verhoging van de AOW-leeftijd de overheidsfinanciën in het algemeen en de AOW in het bijzonder op de duur onhoudbaar zou worden. Voor deze stelling kon het CPB geen deugdelijk bewijs opleveren, en al evenmin voor de omgekeerde stelling dat een verhoging van de AOW-leeftijd tot positieve budgettaire effecten zou leiden.

Wat het laatste betreft, een groot deel van de positieve budgettaire effecten van een hogere AOW-leeftijd komt volgens het CPB door de toename van de werkgelegenheid van oudere werknemers. Het CPB ziet de arbeidsmarkt van oudere werknemers als een soort ouderwetse kaasmarkt waar de prijs van kaas (het loon van oudere werknemers) daalt als er meer kaas (ouderen) wordt aangevoerd. De verhoging van de AOW-leeftijd (en het afschaffen van VUT-regelingen) heeft inderdaad geleid tot een hogere arbeidsdeelname van ouderen, zelfs ook tot een verlaging van het loon van oudere werknemers (maar voornamelijk in nieuwe banen), maar vooral ook tot meer werkloosheid. Het percentage mensen dat langdurig werkloos is, is spectaculair veel hoger onder ouderen dan onder jongeren. De verhoging van de AOW-leeftijd heeft dan ook geleid tot een toename van de werkloosheids- en bijstandsuitkeringen voor ouderen die een groot deel van de besparingen op de AOW-uitkeringen weer teniet doet.

Het CPB valt ook een overschatting van de toename van de bruto AOW-uitgaven aan te rekenen. De ontwikkeling van de AOW-uitgaven hangt sterk samen met de aanpassing van de AOW-uitkeringen aan de productiviteitsgroei. De AOW-uitkeringen zijn in de afgelopen dertig jaar bij de productiviteitsgroei achter gebleven met als gevolg dat de bruto AOW-uitgaven een steeds kleiner beslag op het nationaal inkomen zijn gaan leggen, terwijl op grond van de demografische ontwikkeling een forse stijging verwacht had mogen worden. Het is moeilijk te overzien hoe in de toekomst de aanpassing van de AOW-uitkeringen zal zijn. Als we het niet weten, is de veronderstelling van ongewijzigd beleid het meest aannemelijk en niet de aanname dat toekomstige beleidsmakers genereuzer zullen zijn dan de huidige beleidsmakers.

Een bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar, of liever nog een verlaging naar 65 jaar, zal de arbeidsmarktpositie van ouderen versterken. De snelle verhoging van de AOW-leeftijd heeft van oudere werknemers, in de ogen van werkgevers, een te grote kostenpost gemaakt. Werkgevers zijn daarom huiverig geworden om oudere werknemers dienst te nemen. Dit is de verklaring voor de hoge langdurige werkloosheid onder oudere werknemers die we eerder signaleerden. Als de AOW-leeftijd dus niet zo drastisch wordt verhoogd als het plan van opeenvolgende regeringen en Groen Links is, zou dat wel eens tot een hogere werkgelegenheid voor ouderen, en dus lagere werkloosheids- en bijstandsuitkeringen kunnen leiden. Zoals hier gedemonstreerd zouden de uitgaven aan de AOW als percentage van het nationaal inkomen daarmee in 2060 wel eens lager, of niet veel hoger kunnen uitvallen dan het CPB berekent bij een AOW-leeftijd van 71 jaar in 2060.

Of zijn het gewoon foute berekeningen van het CPB???

Het CPB heeft natuurlijk ook weer de kosten doorgerekend van een bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar, op verzoek van De Volkskrant. Het leukste van dit bericht is eigenlijk het PS: “In een eerdere versie van dit stuk stond dat het CPB tot een schatting van 10 miljard euro was gekomen. Dat is niet juist. Het moet 1,5 miljard zijn.” Wiens fout was dit: van het CPB of van de krant? Ik houd het eigenlijk maar even op een fout van het CPB, want die 10 miljard lijkt wel erg veel op de 12 miljard die ze eerder hadden berekend als kosten bij een AOW-leeftijd van 65 jaar. Bij een AOW-leeftijd van 66 jaar doen we er 2 miljard af en dat wordt dan 10 miljard. In 2060, natuurlijk, want het CPB laat zijn berekeningen gelden voor een zo ver in de toekomst gelegen jaar dat niemand ooit kan nagaan of dat bedrag, tenzij je gelooft dat het klopt. Dit gold bijvoorbeeld voor NRC-journalist Philip de Witt Wijnen die vorig jaar checkte of AOW op 65 jaar 12 miljard zou kosten. Zie hier wat hij doet. Hij checkt of de politici wel de goede cijfers van het CPB overnemen, niet of de cijfers van het CPB kloppen. Dat weet namelijk niemand, zelfs de mensen van het CPB niet. Waarschijnlijk heeft als antwoord op de vraag van De Volkskrant iemand op de knop van het model gedrukt. Toen kwam er als antwoord: 10 miljard euro. Dat kan natuurlijk niet want in plaats van de kosten in 2060 gaat het bij een tijdelijke bevriezing om de kosten nu. Die zijn redelijk te checken door journalisten zonder dat je geloof in de rekenmethoden van het CPB hoeft te hebben. Dus berekende men bij het CPB maar de extra uitgaven aan de AOW als er tijdelijk zo’n 200.000 mensen alsnog een AOW-uitkering krijgen. Dat is 200.000 x 12.000 euro is 2,4 miljard euro. De uitkeringen eraf die men anders zou krijgen, laten we zeggen 0,9 miljard euro. Resteert 1,5 miljard euro.

De tegenstelling is niet jong versus oud, maar rijk/gezond versus arm/ongezond

De AOW was bij de invoering in de jaren vijftig van de vorige eeuw oorspronkelijk bedoeld voor mensen die op grond van hun leeftijd niet in staat waren om te werken, maar niet de financiële middelen hadden met pensioen te gaan. Toch werd er een algemene uitkering (AOW = Algemene OuderdomsWet) ingevoerd om voor een stevig draagvlak onder de AOW te zorgen: een AOW voor iedereen, zou tot meer steun voor de AOW leiden dan als alleen maar de meest kwetsbare ouderen een AOW-uitkering zouden krijgen. Dat was in de tijd van Drees.

Er bestaan nog steeds kwetsbare ouderen (vooral mensen met een laag inkomen en/of een slechte gezondheid) en zij worden het meest getroffen door de verhoging van de AOW-leeftijd. Deze kwetsbare ouderen leven korter dan de mensen met een hoger inkomen, en beginnen relatief jong met werken. Voor de groep die de oude Drees wilde beschermen met de AOW, wordt de AOW daarom veel minder waard dan voor de mensen die de AOW niet of minder nodig hebben.

Het is zelfs nog erger dan dat. Uit onderzoek van Raymond Montizaan van het Researchcentrum voor onderwijs en arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht blijkt dat mensen met een lagere levensverwachting inmiddels juist later met pensioen gaan dan mensen met een hogere levensverwachting. Dat is niet gebaseerd op vrije keuze, maar omdat door het wegvallen van allerlei regelingen die zwakke en relatief ongezonde mensen beschermen, de financiële mogelijkheden voor deze mensen om zelf hun pensioenleeftijd te kiezen vrijwel verdwenen zijn. Mensen die het beter getroffen hebben in hun leven, kunnen dat wel, en gaan dus eerder met pensioen dan mensen die een pensioen op grond van hun gezondheid, hun levensverwachting en hun financiële situatie hard nodig hebben.

Kortom, de verdere stijging van de AOW-leeftijd zal geen pot met geld vullen. maar een bevriezing of een daling van de AOW-leeftijd zal wel de groeiende ongelijkheid onder ouderen beperken. Dat is hard nodig en niet alleen nu, maar ook over veertig jaar, want ook dan zijn er weer arme en ongezonde ouderen, mensen die weinig succes in het leven hebben gehad. Zij zijn nu nog jong, maar als ze oud zijn zullen ze merken hoe belangrijk de AOW voor hen is. Als de AOW er dan nog is.

Categorieën: AOW/pensioen

0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.