Een verbeterde versie van deze blogpost vind je hier

Vrij algemeen wordt Adam Smith (1723-1790) als de aartsvader van de economische wetenschap gezien. Uit zijn beroemde boek The wealth of nations stamt het idee dat als mensen er op uit zijn hun eigen belang te bevorderen en met anderen tot transacties komen (via de markt) een optimaal resultaat wordt verkregen. De markt leidt via een ‘onzichtbare hand’ tot een zo hoog mogelijke welvaart. Maar volgens Tomas Sedlacek, in zijn boek Economics of good and evil, was Adam Smith niet de eerste met deze boodschap.

Bernard Mandeville: ondeugd leidt tot welvaart

Sedlacek laat zien dat in eeuwenoude mythes en religies hetzelfde idee al werd verkondigd, al dan niet in verhulde vorm. Hij besteedt een heel hoofdstuk aan een voorganger van Smith, namelijk Bernard Mandeville (1670-1733) die volgens Sedlacek de echte vader was van het idee van de onzichtbare hand. Mandeville had echter een iets andere opvatting over de gewenste moraal van individuen. Terwijl Smith er van uitging dat ‘neutraal’ eigen belang voldoende was voor het bereiken van een maximale welvaart, waren daar volgens Mandeville expliciet slechte individuele motieven voor nodig. Welvaart komt voort uit ondeugd. Om Mandeville via Sadlecek te citeren: “Thus every Part was full of Vice/Yet the whole Mass a Paradice”, en: “That strange ridic’lous Vice, was made/ The very wheel, that turn’d the Trade”. In een deugdzame samenleving zou er geen sprake meer zijn van welvaart; het is dus contraproductief ten strijde te trekken tegen ondeugd. Mandeville werd indertijd door deze opvatting een voorwerp van controverse in het Verenigd Koninkrijk. Adam Smith werd bijna 50 jaar later echter als een grote filosoof binnen gehaald met het verschijnen van de Wealth, terwijl hij ongeveer eenzelfde idee als Mandeville propageerde. Hij kreeg dat volgens Sedlacek voor elkaar omdat hij aannam dat mensen naast zelfzucht ook gevoelens van altruïsme koesterden.

Adam Smith: altruïsme houdt de samenleving bij elkaar

Voordat Adam Smith The wealth of nations schreef, had hij al naam gemaakt met The theory of moral sentiments. Dat boek bevat een scherpe kritiek op het idee van Mandeville dat zelfzuchtige ondeugd een onvermijdelijk element is van het menselijke handelen (en tot welvaart leidt). Volgens Smith worden individuele acties niet (alleen) bepaald door rationele afwegingen en calculaties ten behoeve van de eigen welvaart. Mensen laten zich volgens Smith ook leiden door welwillend altruïsme ten opzichte van anderen. Het lijkt paradoxaal dat Smith twee tegengestelde motieven als basis zag voor het gedrag, namelijk het motief van eigenbelang en het altruïstische solidariteitsmotief. Misschien, zo zegt Sadlecek in zijn boek Economics of good and evil, zag Smith die twee motieven als aanvullingen op elkaar. Het principe van eigenbelang leidt dan slechts tot een minimalistisch functioneren van de samenleving. De samenleving wordt pas echt bij elkaar gehouden door daden die niet gebaseerd zijn op eigenbelang.

Heeft de economische wetenschap geen oog voor sociale motieven?

Het belang van sociale motieven bij economische keuzen is door de economische wetenschap genegeerd, zo verzucht Sedlacek. Latere economen baseerden zich alleen op de The wealth of nations waarin individueel eigenbelang als motief voor gedrag wordt opgevoerd. Als gevolg daarvan is de economie verworden tot een soort rationele rekenkunde waarbij de mens als robot precies kan bepalen wat goed voor hem is en zich daar ook aan zal houden. Dat reduceert de mens tot een homo economicus, een robot die alleen maar hoeft te kunnen rekenen om te weten wat hij moet doen om zijn eigen welvaart te maximaliseren. Adam Smith heeft dat nooit zo gewild (nog steeds volgens Sedlacek): Smith wilde uitdrukkelijk morele overwegingen bij de economische wetenschap betrekken. Daar kunnen we het mee eens zijn maar de vraag is of die morele overwegingen verdwenen zijn uit de economie, zoals Sedlacek claimt.

De economie kent welvaartsoordelen

Hoewel veel van de economische wetenschap zich beperkt tot robotisering van de mens (als erfenis van de Wealth of nations) heeft de benadering volgens de Moral sentiments ook een plaats gevonden. We leggen het uit op de manier waarop we het aan een eerstejaars student zouden uitleggen. Kijk eens naar de figuur. Die figuur geeft mogelijke verdelingen in welvaart (economen spreken over individueel nut) weer in een economie waar maar twee personen leven (economen redeneren het liefste vanuit een zo simpel mogelijk geval. Hier dus twee personen). De rode curve PP geeft de uiterste grens aan die bereikt kan worden voor de welvaartsverdeling tussen personen A en B. Ieder punt op die grens is mogelijk, maar geeft een andere welvaartsverdeling tussen A en B weer. In het punt WN heeft persoon A, bijvoorbeeld veel nut en persoon B weinig nut, terwijl in MS de verdeling in nut tussen A en B ongeveer gelijk is. Het is echter onmogelijk om het punt IF te bereiken omdat dit buiten de curve PP ligt. Stel nu dat in de ‘uitgangssituatie’, laten we zeggen in autarkie, ofte wel als de personen zich niet elkaar bemoeien, een welvaartsverdeling volgens het punt AU geldt. De boodschap van de Wealth of nations is nu dat als de personen met elkaar gaan handelen (al dan niet via de markt) A en B in een punt als WN terecht kunnen komen waar ze er allebei op vooruit gaan.

De welvaartsverdeling volgens de Moral sentiments

Eigenbelang is volgens Adam Smith in zijn boek Moral sentiments helemaal niet leidend voor het economisch gedrag. Mensen zijn ook bereid zich zorgen te maken om anderen zonder dat ze er zelf beter van kunnen worden. Het gaat er dan om de welvaart van het geheel te maximaliseren in plaats van alleen maar het eigen nut. De Wealth of nations baseerde zich daarentegen helemaal op eigenbelang. Volgens Sedlacek in zijn boek Economics of good and evil is die tegenstelling tussen eigenbelang en altruïsme bij Smith in de vakliteratuur nooit goed opgelost en heeft Smith de “aartsvader van de economie de jonge economische wetenschap opgescheept met een inconsistente, onheldere en dubbelzinnige visie.” (Sedlacek, blz. 201) Dit is te pessimistisch. Adam Smith had al door dat er een afruil kan zijn tussen efficiëntie en rechtvaardigheid en dat je die twee verschillende zaken kunt scheiden, zoals hij dat deed in twee verschillende boeken. De zogenaamde welvaartseconomie gaat over theoretische bespiegelingen rond rechtvaardigheid en is dus een afgeleide van Smiths’ Moral sentiments. Economen die zich hiermee bezig houden, doen uitspraken over de welvaart van het geheel met behulp van een sociale-welvaartsfunctie. Hierbij kan het utilitarisme een rol spelen, volgens welke de sociale welvaart bepaald wordt door de som van individuele nutten.

Is de benadering van de welvaartseconomie geen mainstream?

Sedlacek kent het utilitarisme, maar denkt dat die niet past onder de mainstream economische theorie (zie Sedlacek, blz. 253 en 269). Dat is een merkwaardige opvatting. Het is anderzijds wel waar dat de welvaartseconomie in een bepaald opzicht problematisch is. Als we uitspraken doen over rechtvaardigheid aan de hand van een sociale-welvaartsfunctie zou het wel handig zijn als zo’n functie door iedereen gedragen zou worden en tot een unaniem oordeel over de ‘optimale’ verdeling zou leiden. Helaas heeft de econoom Kenneth Arrow (1921-) eind jaren 40 in zijn proefschrift weten te bewijzen dat zo’n breed gedragen sociale-welvaartsfunctie niet bestaat. Of, met andere woorden, de moraal in de economie (die er volgens Sedlacek dus niet is), is een moraal die niet door iedereen gedeeld wordt. Daar moeten we mee leren leven, maar een groot probleem is dat niet. Wie zou verwachten dat er een absolute moraal bestaat?

De moraal in de economie is niet verdwenen

We weten nu dat de economie ook met moraal om kan gaan, dus met vraagstukken die gaan over wat we elkaar gunnen. Keren we weer terug naar de welvaart van persoon A en B volgens de bijgaande figuur. Deze figuur zagen we eerder, maar nu zijn daar de paarse, blauwe en groene curven aan toegevoegd. Deze curven geven informatie over de ‘welvaart van het geheel’. Er ligt dus een oordeel over de verdeling tussen A en B aan deze curve ten grondslag. Dat is wat Smith in zijn Moral sentiments ook beoogde. Elk punt op de blauwe curve geeft eenzelfde welvaart weer, maar de verdeling van de welvaart tussen A en B is steeds anders. Het punt WN, waarbij A relatief veel en B relatief weinig heeft, zagen we eerder. Dat wordt door de ‘onzichtbare hand’ van de markt bereikt als A en B met elkaar gaan handelen. Punt WN ligt op de blauwe curve. Uit de curve zien we dat als A er nog meer bij krijgt en B niet, de totale welvaart niet toeneemt. Hoe verder de curve van de oorsprong af ligt, des te hoger is de welvaart. Dus: alle punten op de groene curve geven een hogere welvaart dan alle punten op de blauwe curve. Als we goed naar groene curve kijken, komen we gauw tot de conclusie dat meer welvaart dan volgens de groene curve niet bereikt kan worden. Het optimale punt is dan punt MS. In dit punt is de ongelijkheid tussen A en B kleiner dan in het punt WN dat door de markt wordt gegenereerd. Kennelijk moet volgens deze welvaartsopvatting de rijke persoon A bereid zijn een deel van zijn welvaart voor de arme persoon B op te geven. Moral sentiments restored.

De welvaartseconomie kent geen absolute moraal

De moraal is dus niet uit de economische theorie verdwenen sinds Adam Smith zijn Wealth of nations had geschreven. Vraagstukken van gelijk en ongelijk zijn alom aanwezig in de theorie en lijken bovendien bijna op het kiezen tussen appels en peren. Net zoals economen de keuze tussen appels en peren kunnen analyseren, zo kunnen ze ook de keuze tussen gelijk en ongelijk bestuderen. Het leidt tot dezelfde soort wiskunde en dezelfde soort grafieken. Er is, zoals we al zeiden, wel een adder onder het gras. Waarschijnlijk zijn we het met elkaar niet eens over hoe we gelijk (altruïsme) en ongelijk (eigenbelang) tegen elkaar moeten afwegen. Dit probleem werd 65 jaar geleden al gesignaleerd door de latere Nobelprijswinnaar Kenneth Arrow. Voor sommige economen was die constatering een voldoende reden om de welvaartseconomie dood te verklaren. Anderen gingen er gewoon mee verder en waarom ook niet. Een absolute moraal bestaat er immers niet. Iedereen heeft het recht zijn eigen moraal erop na te houden. Daarvoor hebben we verkiezingen uitgevonden, namelijk om te peilen welke moraal de meeste mensen aanhangen. Vier jaar later kan dat weer een hele andere moraal zijn.


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.