Van deze blogpost is een verbeterde versie beschikbaar, zie hier

De Nederlandse econoom Jan Tinbergen was één van de eersten die statistische methoden gebruikte om macro-economische relaties van ‘getallen te voorzien’. John Maynard Keynes (1883-1946) keurde deze empirische werkwijze in een discussie met Tinbergen af. Deze discussie heeft een iconische status gekregen en wordt nu nog, na bijna tachtig jaar besproken door economen.

Bezwaren van Keynes tegen de schatting van economische relaties

Tinbergen rapporteerde over zijn bevindingen in de jaren 30 in opdracht van de toenmalige League of Nations. Naar aanleiding van de publicatie van dit werk ontstond er in 1939 een discussie tussen Keynes en Jan Tinbergen die werd gevoerd in The Economic Journal. In het nummer van september 1939 zette Keynes zijn bezwaren tegen de kwantitatieve methode van Tinbergen uiteen. Keynes zag de economische wetenschap als een vorm van logica. Zodra men feitelijke getallen gaat invullen voor variabele functies verliest een model zijn algemeenheid. Een goed econoom is volgens Keynes iemand die in staat is logisch juiste conclusies te trekken uit een model dat de huidige wereld het beste beschrijft. Tinbergen echter correleerde een economisch fenomeen dat hij wil verklaren, bijvoorbeeld de stand van de conjunctuurcyclus, met een aantal variabelen die hem door de theorie of door andere economen zijn gesuggereerd. Volgens Keynes was het niet zeker dat de ‘verklarende variabelen’ onafhankelijk van elkaar zijn en het is ook niet zeker dat zij een volledige beschrijving geven van de oorzaken van de stand van de conjunctuurcyclus. Misschien dat de variabelen die worden meegenomen een plaats- en tijdgebonden statistische beschrijving van de conjunctuurcyclus kan geven, maar een verklaring of een voorspelling levert dit niet op. In de toekomst kan die relatie immers helemaal anders zijn. Dan zijn er ook nog omgevingsvariabelen, die niet zijn inbegrepen in de analyse. Die kunnen in de loop der tijd veranderen en daardoor een niet waargenomen effect op de conjunctuurcyclus uitoefenen.

Tinbergen was niet erg onder de indruk van de kritiek van de meester, zoals we nog zullen zien. Hij ging door met zijn regressies, hele generaties economen met zich meetrekkend die tot op de dag van vandaag in de voetsporen van Tinbergen treden.

Jan Tinbergen antwoordt Keynes

Tinbergen antwoordde in hetzelfde blad in maart 1940 vlak voor de Tweede wereldoorlog zou uitbreken, die het contact voorlopig onmogelijk maakte. Wat Tinbergen volgens Keynes deed, was een lijn trekken door zijn waarnemingen. Die lijn past niet noodzakelijk door waarnemingen die hij op andere plaatsen zou kunnen vinden (maar niet gevonden heeft), of door waarnemingen over gebeurtenissen die nog moeten komen (en die Tinbergen dus nog niet gevonden kon hebben). Een wankelmoedige geest zou direct met zijn werk gestopt zijn na zo’n harde uithaal van een van de grootste economen aller tijden, maar Tinbergen niet. Hij ging door en na het overlijden van Keynes in 1946 heeft hij geen fundamentele kritiek meer gehad op zijn werk. Integendeel, hem viel in 1969 de eer te beurt om samen met Ragnar Frisch als eersten de Nobelprijs in de economie te ontvangen.

Wat was in 1940 de reactie van Tinbergen op de kritiek van Keynes. Ik citeer (in mijn vertaling en mijn cursivering): “als er geen reden is om aan te nemen dat de wetten waar de reacties van individuen en bedrijven in het verleden aan voldeden, in de nabije toekomst zullen zijn veranderd, dan kunnen die reacties worden gebruikt om conclusies te trekken over de nabije toekomst.” Let op het gebruik van het woord wetten. Waarschijnlijk dacht Tinbergen echt dat de relaties die hij numeriek had ingevuld een soort universele wetmatigheden beschreven. Daarmee ontkende hij eenvoudigweg de bezwaren die Keynes aanvoerde. Geen slechte tactiek bij nader inzien, want anders had hij de Nobelprijs nooit gehad.

John Maynard Keynes over Jan Tinbergen en de Septuagint

Tinbergen wilde kennelijk het bezwaar van Keynes over de generaliseerbaarheid van econometrische resultaten niet erg serieus nemen in maart 1940. De Tweede Wereldoorlog was bijna begonnen en Keynes en Tinbergen zouden ruim vijf jaar geen contact meer kunnen hebben. Nog één keer gaf Keynes een reactie in een naschrift bij Tinbergen’s artikel. Het is een onder economen beroemd naschrift; het was bijtend, briljant en dodelijk. Ik zal het letterlijk citeren (in mijn vertaling): “Professor Tinbergen moedigt mij meerdere malen aan om zelf meer pudding te koken (of, bedoelt hij, te eten) alvorens te claimen dat die niet te verteren is. Ik zou dan als tegenprestatie om een experiment van zijn kant willen verzoeken. Zoals we weten werden de zeventig vertalers van de Septuagint in zeventig verschillende kamers opgesloten met de Hebreeuwse tekst. Toen zij klaar waren met hun vertalingen kwamen zij met zeventig identieke vertalingen. Zou hetzelfde wonder ons geschieden als zeventig econometristen (Keynes sprak van mutliple correlators, HV) zouden worden opgesloten met hetzelfde materiaal?” Het was uiteraard een retorische vraag die in feite Tinbergen’s relaas over ‘wetmatigheden’ ridiculiseerde. Hoe kun je over wetmatigheden spreken als zeventig verschillende econometristen met zeventig verschillende modellen komen aanzetten voor dezelfde gegevens? Het was een dodelijke vraag, maar wie er het eerste dood ging, was Keynes. In 1946, vlak na de oorlog overleed hij. Tinbergen had toen nog bijna vijftig jaar voor de boeg.  

Jan Tinbergen over John Maynard Keynes

Jan Tinbergen (1903-1994) overleefde John Maynard Keynes (1883-1946) dus bijna 50 jaar. Genoeg tijd om na te denken over de ernstige woorden die Keynes gesproken had over zijn pionierswerk bij de Volkerenbond (League of Nations). Dat zou je denken, maar erg kritisch op zijn eigen werk is Tinbergen niet geweest. Daar was in de naoorlogse periode ook weinig reden toe. Al bij de dood van Keynes beweerde een andere economische grootheid, namelijk Paul Samuelson (1915-2009), die de Nobelprijs voor de economie kreeg in 1970, dus een jaar na Tinbergen, dat Keynes technisch incompetent was. Met andere woorden, Keynes kon geen economische theorieën in wiskundige vorm schrijven en, zo is de suggestie, hij was dus ook niet erg gekwalificeerd om iets over het werk van Tinbergen te zeggen. Tot aan de jaren 90 van de 20e eeuw bleef de economische professie op de hand van Tinbergen.

Tinbergen zelf was ook niet erg vriendelijk over de nagedachtenis van Keynes. In een interview in 1987 zei hij dat Keynes heel slecht geïnformeerd was over de ontwikkelingen in de econometrie en dat terwijl Keynes een boek over statistiek had geschreven. Tinbergen verhaalde in dat interview over de enige ontmoeting die hij met Keynes had gehad en wel in 1946. Hij vertelde Keynes dat hij statistisch had bepaald dat een belangrijke economische parameter die volgens Keynes de waarde 2 moest hebben, inderdaad gelijk was aan 2. Tinbergen dacht dat Keynes blij zou zijn met deze boodschap. Dat was natuurlijk een naïeve gedachte na alle kritiek die Keynes op zijn statistische werk had gehad. En inderdaad, Keynes in briljant understatement zei alleen maar dat hij het leuk vond voor Tinbergen dat hij de juiste waarde van de parameter had gevonden. Met andere woorden, hij had zich de moeite kunnen besparen, want Keynes kende de waarheid al, zonder statistiek te hebben toegepast. Tinbergen vond het een “leuke ervaring”, zoals hij ruim 40 jaar later verklaarde.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.