Sommige bankiers kunnen heel goed voorspellen
Banken zijn er om te zorgen dat geld dat iemand (bijvoorbeeld een spaarder) over heeft wordt getransporteerd naar iemand die het geld nodig heeft (bijvoorbeeld een investeerder). Die banken moeten ‘safe’ zijn, want spaarders moeten zeker weten dat ze hun geld terug-krijgen. Banken willen echter ook groeien, dat wil zeggen meer kapitaal tot hun beschikking krijgen zodat ze nog meer kunnen uitlenen en nog meer verdienen. Niks mis mee. Investeren is (waarschijnlijk) de bron van economische groei, dus hoe meer kapitaal de banken hebben des te meer er geïnvesteerd kan worden. Dat is goed voor de economie, maar zeker ook voor de bankiers. Dat had de roemruchte bankier Nathan Rothschilds (1777 – 1836) goed begrepen. Hij had in de zomer van 1815 heel veel goud over dat naar hij vreesde in waarde zou gaan dalen (waarom is een ingewikkeld verhaal, lees daarover The ascent of money, blz. 79-92 van Niall Ferguson waarop ik mij baseer). Dus hij kocht voor dat goud massaal Engelse overheidsobligaties. Die stonden op dat moment heel laag, want het VK had net een dure oorlog tegen Napoleon achter de rug en het was maar zeer de vraag of de regering die leningen voor de oorlog zou kunnen terug betalen. Rothschilds dacht van wel: de Engelsen hadden de slag bij Waterloo gewonnen en als je de oorlog wint, kom je er wel weer bovenop. Hij had gelijk, al duurde het even: in november 1817 kon hij zijn obligaties weer verkopen tegen een koers die 40% hoger was dan de aankoopkoers. Met de winst kon hij een van de machtigste banken opbouwen, een bank die nog steeds bestaat. De les? Simpel. Koop als de markt laag staat, verkoop als de markt hoog staat. Ieder bankier zou dat moeten weten, maar de SNS-bankiers wisten het niet.
Sommige bankiers zien zelfs het heden troebel
Banken mogen best groeien, concludeerden we boven, want dat is goed voor de economie. Tegenwoordig willen banken vooral groeien door andere banken of fondsen op te kopen. Zie daarvoor de ABN/AMRO en de SNS-bank voor ze genationaliseerd werden. Dan moet je natuurlijk wel een beetje weten wat de toekomstverwachtingen voor die overnamepartij zijn. De top van de ABN/AMRO bleek daar meestal geen idee van te hebben, zo blijkt uit De Prooi, het boek van Jeroen Smit over de ondergang van ABN/AMRO. Rijkman Groenink, de laatste topman voor de nationalisering van ABN/AMRO, wordt vaak als een zakkenvuller gezien, maar uit het boek komt hij meer naar voren als iemand die niet weet welke kant hij op wil. Over de waarde van over te nemen banken tast ABN/AMRO in het duister. Iedere overname kan een kat in de zak blijken. Maar misschien nog vreemder is dat de bank niet eens goed blijkt te weten hoe de eigen rentabiliteit is. Door het hele boek van Jeroen Smit heen wordt er gesproken over deskundigen die nu eens op een rijtje gaan zetten, hoe de kosten/batenverhouding ligt bij diverse onderdelen van de bank. Het lijkt maar niet te lukken daar een duidelijk beeld van te krijgen. Uit de geschiedenis van het teloor gaan van de ABN/AMRO bank blijkt dus dat ze hun eigen heden niet eens goed kennen. Laat staan dat ze in de toekomst kunnen kijken. Dat blijken ze verbazend slecht te kunnen.
Sommige bankiers kunnen niet voorspellen
Nathan Rothschilds (1777 – 1836) verkocht dus (zie boven) op het juiste moment goud voor Britse overheidsobligaties (juli 1815) die hij op het juiste moment (november 1817) weer verkocht. Rothschilds had gekocht op het dieptepunt en verkocht op het hoogtepunt van de markt. Vergelijk dat eens met de Nederlandse bankiers van de laatste tijd. Het lijkt er op dat zij hun ‘strategische’ aankopen precies op het verkeerde moment doen. Neem het geval van de SNS bank en de aankoop van het vastgoedfonds Property Finance in 2006. Het plaatje hiernaast geeft de ontwikkeling van de huizenprijsindex, gecorrigeerd voor inflatie, in een aantal landen. Het beeld is overal hetzelfde: Na twee decennia continue stijging van de huizenprijzen barst in 2006 de zeepbel van de huizenmarkt en beginnen de prijzen aan een glijvlucht naar beneden. In Nederland niet zo dramatisch als in de VS, maar toch ook onmiskenbaar. Dit is achteraf praten, uiteraard, er waren in 2006 en 2007 genoeg economen in Nederland die zeiden dat het met de huizenmarkt in Nederland wel goed zat, nadat in de VS (zie grafiek) die markt min of meer letterlijk in elkaar stortte. Maar er waren ook onheilsprofeten die zeiden dat het niet goed zou komen met de huizenmarkt. Ik was er zelf één van. Hoe ik en anderen dat wisten? Het antwoord vind je hier.
De economie is nu eenmaal (meestal) niet te voorspellen
Soms zie je van verre aankomen dat er iets staat te gebeuren, zoals de ineenstorting van de huizenmarkt, zie boven. Overigens is de economische wetenschap maar een zeer beperkte wetenschap. Er is door generaties theoretici een enorm ingewikkeld theoretisch bouwwerk opgezet dat wij docenten aan diverse jonge generaties economen doorgeven zonder erbij te zeggen dat je niet moet denken dat je er mee kunt voorspellen. Voorspellen met economische modellen is een activiteit die niets anders weergeeft dan het model waarmee voorspeld wordt. Een economisch model bestaat uit een stel wiskundige vergelijkingen die relaties beschrijven tussen ‘variabelen’, zoals inflatie, werkloosheid, loonkosten, export en import, enzovoorts. Om er mee te kunnen voorspellen moeten die relaties numeriek worden ingevuld. Zo zou dan bijvoorbeeld uit een wiskundige vergelijking kunnen volgen dat als de loonkosten toenemen met 2% de werkloosheid met 1% toeneemt. Dat invullen met numerieke waarden gebeurt door naar het verleden te kijken. Als in het verleden een toename van de loonkosten met 2% tot een hogere werkloosheid van 1% heeft geleid (even aannemende dat er verder niets is veranderd), dan kun je dat in het model ‘invullen’ en daarmee voorspellen. Het voorspellen met economische modellen is dus niets anders dan het doortrekken van de gebeurtenissen uit het verleden naar de toekomst. Hier gaat het fout: in de toekomst gebeurt er altijd iets anders dan in het verleden. Soms verandert er maar een klein beetje, maar soms verandert er heel veel. Zoals bij de kredietcrisis: er veranderde zoveel dat de gangbare economische modellen de prullenbak in konden. Dit was meer dan 60 jaar geleden al de kritiek van Keynes op Tinbergen. De (economische) wereld is niet homogeen en dus heb je niks aan modellen waarin je getallen hebt ingevuld voor economische variabelen.
0 reacties